Beschrijving van de liturgische kleden
PAARS (kleur van bezinning, ingetogenheid)
Tijdens de voorbereiding voor het ontwerpen van het paarse kleed, is gezocht naar kernwoorden. Voor de eerste paarse periode, dat is de Advent, vielen de woorden: rouw, dood, onrust en verwachten. Deze tijd van het liturgisch jaar is een periode van inkeer, naar binnen gericht zijn. Zoals dat ook voelbaar is in deze tijd van het gewone kalenderjaar. Wat betekent het om voor onszelf en wereldwijd in ons bestaan een nieuw begin te maken? Het paarse kleed is ook gemaakt voor Veertigdagentijd, of de lijdensweken. Voor die periode vielen de woorden: bezinning, verstilling, van binnen naar buiten. De verborgen kracht die gericht is op het uitbotten is dan ook voelbaar in de natuur. De kracht die in ons aanwezig is om het bestaande te herscheppen.
Bij het maken van het ontwerp is geprobeerd om de bovengenoemde woorden te verbeelden. De buitenste zig-zaglijn met de driehoeken vertaalt de onrust. Samen met de spiralen versterken ze de beweging van buiten naar binnen en andersom. De kruisen staan voor wat ons overkomt en wat we elkaar aandoen. De kruisen helpen ons de Veertigdagentijd bij onze bezinning op leven en dood en bij het zoeken naar een uitweg. Daarom vier witte kruisen. De roze ster verbeeldt het verwachten in de Adventstijd. De roze cirkel laat het paars in het midden oplichten op de derde zondag in de paarse periode, zondag ‘Gaudete’ en zondag ‘Laetare’. De cirkel in het symbool richt onze gedacten op het eindeloze, op de Eeuwige.
WIT (kleur van zuiverheid)
Het witte kleed is bestemd voor twee grote feesten in het kerkelijk jaar: Het kerstfeest en het paasfeest. Bij de voorbereiding zijn de volgende woorden genoemd: nieuw begin, leven, ontkiemen, ontstaan, doorbraak. Woorden die we vinden in bijbelverhalen en woorden die we ervaren in ons eigen leven en die we om ons heen in de hele schepping zien gebeuren. De ster verwijst naar een bijzondere gebeurtenis: herders en wijzen en wij volgen nieuwsgierig. De ster rust voor een deel op vleugels. Vleugels die dragen en omhullen wat verborgen is. Binnenin vervloeien verschillende vormen. In het centrum een mens die opstaat, in beweging komt, leeft met perspectief. Zo zijn hier de komst van nieuw leven en de overwinning van het leven op de dood verbeeld.
GROEN (kleur van hoop en toekomst)
Het groene kleed hangt tijdens de feestloze perioden, tussen Kerst en Pasen, in het voorjaar en na Pinksteren de hele zomer en de herfst tot aan Advent. Groen is de kleur van de hoop, van rust en vruchtbaarheid. Twee kernwoorden zijn er genoemd bij deze periode: verlangen en groeien. Als symbool is de levensboom gekozen. Die boom verloopt van kleur, langs vier fasen: van knop naar ontluiken, naar bloeien en uitbloeien. Dit verwijst naar de fasen in ons leven: van kind-zijn, jeugd, volwassenheid en ouder worden. De boom is geworteld, staat in het water en spreidt zich naar boven uit en ademt lucht en water in, groeit naar het licht. Een levensboom verbeeldt het verlangen naar heelheid en harmonie. Daarom bovenin geel en een gouden vrucht, als teken van overwinning en waarheid. In de eerste groene periode bezinnen we ons op de betekenis van Jezus’ aanwezigheid op aarde. In de tweede periode gaat het om het groeien en vruchtdragen van zijn volgelingen.
ROOD (kleur van vuur, van aangestoken zijn)
Het rode kleed is gemaakt voor het Pinksterfeest. Het feest waarop we ons bewust worden van de vele gaven van de geest. Bij de voorbereiding waren er de volgende woorden en gedachten: ontmoeten, vermenigvuldigen, zending, geest, zichtbaar verbeeld als vuur, vlam. De geest geeft haar vruchten zevenvoud (Gezang 237). Er is een grote rijkdom aan gaven. In zekere zin zijn er zoveel gaven als er mensen zijn. Het getal zeven verwijst naar volheid, volledigheid. In de brieven van Paulus: 1 Korintiërs 12: 7-11; Romeinen 12: 4-5 en Galaten 5: 19-23 worden gelovigen opgeroepen om samen een inspirerende en veelkleurige gemeenschap te vormen in dienst van de schepping en de samenleving.
De basis wordt gevormd door zeven driehoeken, de zogenaamde zeven goddelijke gaven: geloof, hoop, liefde, waarheid, vrede, rechtvaardigheid en barmhartigheid. Daarboven de vorm van een hart. Iedere gave is een gave, maar ook een opgave. De tweede rij verbeeldt de kerkelijke gemeenschappen. Daar zijn mensen met elkaar verbonden. Mensen ontmoeten elkaar en leren met elkaar het leven te delen. Delen is ook breken en vermenigvuldigen en helen. Daarboven in de derde rij: vuur en vlam. Mensen worden aangewakkerd, geïnspireerd door elkaar en als laatste bovenaan: door het woord wat zich aan ons ontvouwt. In deze drie lagen is ook het thema van de nieuwe PKN verbeeld: ‘Kom heilige Geest, vernieuw uw kerk, vernieuw ons leven’.